Het Hageland behoorde onder de Karolingers tot de Pagus Hasbaniensis. In de 10de eeuw ontstaat het graafschap Bruningerodel. Dit besloeg een vijftigtal dorpen, waaronder Attenrode, Wever, Bunsbeek, Glabbeek, Zuurbemde en Kapellen. Het graafschap vormde een twistappel tussen graaf Lambert van Leuven en Balderik II, de prinsbisschop van Luik. Na een akkoord tussen de graven Albert III van Namen en Godfried ! van Leuven kwam het gebied in 1105 definitief in handen van de graaf van Leuven. Na 1105 vielen Attenrode, Bunsbeek, Wever, Glabbeek, Zuurbemde en Kapellen dus onder het gezag van de graven van Leuven.
In 1106 werd de graaf van Leuven hertog van Brabant en voortaan behoorde deze streek dus bij het hertogdom Brabant, metals grensvesting Zoutleeuw. De hogere rechtsmacht werd uitgeoefend door de hertogen van Brabant. De dorpen Attenrode, Wever, Glabbeek, Zuurbemde en Kapellen behoorden tot de meierij van Halen; Bunsbeek tot die van Kumtich. Deze meierijen stonden onder de hoofdmeierij van Tienen.
De hoofdmeierij Tienen maakte deel uit van het kwartier van Leuven, één der vier kwartieren van het Hertogdom Brabant. De meierijen waren ingedeeld in vorsterijen.
Het middeleeuwse hertogdom Brabant besloeg een gebied dat bestond uit de drie hedendaagse Belgische provincies Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en Antwerpen, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het merendeel van de hedendaagse Nederlandse provincie Noord-Brabant. Verder hoorden de zogenaamde Landen van Overmaze erbij, een gebied dat ongeveer overeenkomt met het zuiden van de Nederlandse provincie Limburg, alsook het Duitse Herzogenrath. De vlag van België is gebaseerd op de kleuren van het wapen van Brabant: zwart, geel en rood.
In 1288 werd Hermanus de Boensbeecke door Jan hertog van Brabant, voor de slag van Woeringen tot ridder geslagen en in 1404 schonk hertogin Johanna Glabbeek in leen aan Gerard van Waanrode, heer van Binkom.
Middeleeuwse sporen in Glabbeek
Kasteel en kerk Bunsbeek
Op de plaats van het huidige ‘kasteel’ aan de kerk in Bunsbeek stond vroeger het “hof van Bunsbeek”. Het was in 1202 bezit van de abdij van Heylissem, die het gekregen had van Wouter van Bunsbeek. In 1225 schonk ridder Gerard van Bunsbeek de abdij nog tien bunders (ongeveer 13 ha) feodaal goed. Later werd het hof verhuurd aan vrije pachters, van wie enkelen met name bekend zijn, o.a. Jan Immens, die het huurde voor negen jaar. Een schets van landmeter J. Anciaux uit 1742 toont ons kerk en hoeve. In 1774 omvatte het hof nog 63,5 bunders of ongeveer 82,5 ha. Op “7 Prairial an VI” (26 mei 1798) werd de hoeve met 46 bunders, 3 dagmalen en 50 roeden of ongeveer 60 ha verkocht aan René Michel Eusèbe Bigotière uit Mortagne voor 512.000 pond. Vinckenbosch, een industrieel uit Tienen, kocht het goed tussen 1869 en 1880. Hij brak de hoeve af en bouwde meer naar het westen een kasteel met hoektorens (foto links). De boerderijgebouwen werden later dichter bij de kerk heropgebouwd. Theo Henderiks, afkomstig uit het Nederlandse Weert, maar reeds vóór 1914 in België wonend, kocht het kasteel met park, wat bos en weiden omstreeks 1935, na de dood van Albert Vinckenbosch. Spijtig genoeg brak hij het kasteel af en bouwde rond 1937 op dezelfde grondvesten een grote villa, die er nu nog staat.
De Sint-Quirinuskerk van Bunsbeek (foto rechts) behoorde volgens een oorkonde uit 1178 toe aan de abdij van Heylissem en de pastoors waren tot in 1821 “witheren van Heylissem”. De massieve westertoren van de kerk, die voorzien is van schietgaten, werd gebouwd in de 12de eeuw terwijl het gotische koor in zandsteen dateert uit de 15de eeuw.
Rotelmolen Bunsbeek
De Rotelmolen (foto 3) is een watermolen en staat aan de grote Velpe op de hoek van de Pamelenstraat en de Walmersumstraat. De watermolen staat reeds in 1356 vermeld in documenten. Hij was toen in het bezit van Hendrik van Hoeleden. Nadien werd hij eigendom van de abdij van Heylissem tot aan de Franse bezetting. De molen werd in het begin van de 17de eeuw herbouwd en in 1687 vormde hij zowat de voornaamste bron van inkomsten van de abdij. Hij werd vanaf het einde van de 19de eeuw achtereenvolgens uitgebaat door molenaars stammende uit de families Fillet, Janssens, Vanschoubroek, Reekmans en Vloeberghs. Vandaag in hij eigendom van de familie Beelen, die de molen volledig renoveerde tot woonhuis.
Het gaat hierom een middenslagmolen met 72 schoepen. Het oude, houten schoepenrad werd door de huidige eigenaar vervangen door een metalen exemplaar met de bedoeling om met de molen elektrische energie te gaan opwekken.
Kasteel Attenrode
Op de plaats van het huidige kasteel in Attenrode (foto 4) stond in de 15de eeuw ‘t Hof van Boeslinter. Jan van Boeslinter was de oorspronkelijke eigenaar. Later kwam het kasteel in bezit van Peter van Grieken en raakte het bekend als ‘t Hof van Grieken. Na enige overdrachten werd het kasteel verworven door Gabriel-MichieI-Frans de !’ Escaille, heer van Amours (1706-1780), hoofdmeier van Tienen. Door huwelijken kwam het goed in handen van de familie de Turck.
Emanuel - Ambroos J. de Turck de Kersbeeck (1786-1863) liet op het terrein een aanzienlijke pachthoeve bouwen. Zijn kinderen Theodore, Louis en Sylvie braken ze weer af en bouwden op het einde van dejaren 1800 het eerste gedeelte van het huidige kasteel. Omstreeks 1910 werd er een eerste vleugel bijgebouwd en de laatste volgde rond 1930. Drie telgen van de familie de Turck waren burgemeester van Attenrode-Wever. Vandaag wordt het kasteel opnieuw bewoond door leden van de familie de !’ Escaille.
Kerk Attenrode
De Sint-Andreaskerk (foto 5) bestond reeds in 1147 onder het patronaat van het kapittel van Sint-Jan-de-Evangelist te Luik. Het kapittel bezat de tienden van de parochie, en stond daarom in voor het onderhoud van de kerk en de priester. In de 16de eeuw verwierf de pastoor het bezit der tienden van het kapittel. Het kapittel behield echter het patronaat tot in 1617. De oude kerk was een klein gebouw van 10 bij 6 meter. Ze dateerde uit het midden van de 17de eeuw. Van 1643 tot 1653 stond de kerk vol met de meubelen der Attenrodenaren, die ze daar omwille van oorlogs-perikelen in veiligheid hadden gebracht.
Bij het aanbreken van de 20ste eeuw was de kerk te klein geworden voor de steeds aangroeiende bevolking. Na de afbraak van de oude kerk begon men in 1910 aan een nieuwbouw naar plannen van architect Verheyden uit Tienen. Op 24 oktober 1911 werd de nieuwe kerk door de deken van Lubbeek ingezegend. Ze is 6 meter breder en vier en een halve meter langer dan het oude kerkgebouw.
Wapenschild Glabbeek
Het zegel van de fusiegemeente Glabbeek is het oude zegel van baron Jan van Hauthem, kanselier van Brabant. Hij bekwam dit zegel op 9 april 1490 voor zijn heerlijkheid bestaande uit de dorpen Bunsbeek, SintMargriet (Houtem) en Sint-Marten (Vissenaken). Enkele jaren geleden werd dit zegel nog teruggevonden in het archief van de Paters Dominicanen te Tienen. De oorkonde waaraan het zegel hing, dagtekent van 12 november 1536 en ging uit van de “scepenen des dorps van Boensbeke“. Deze noemen het “onzen gemeynen zegele“. In het midden staat het schild van de Van Hauthems. Van het randschrift is slechts een klein gedeelte zichtbaar gebleven. “Agar de ...”. Het zegel moest bewaard worden in de kerk van Sint-MargrieteHoutem in een koffer met zeven sloten, waarvan de sleutels berustten: één bij de meier van de baronie, drie bij de schepenen van Houtem en drie bij de schepenen van Bunsbeek. Het zegel scheen cirkelvormig en had een doormeter van ongeveer vijf centimeter. Het wapenschild wordt in de officiële ‘Databank Heraldiek in Vlaanderen’ als volgt omschreven: “In vair een vrijkwartier van goud met drie hellende klophamers van keel ”. Het vair bestaat hier uit vier rijen klokjes in azuur en zilver en in de punt een vulling van nog een paar gedeeltelijke klokjes. De klophamers in het vrijkwartier in de rechter bovenhoek symboliseren vlijt, kracht en onbuigzaamheid.